Anatomie begrippen - Bijlage 6: Reader Anatomie 1 Inleiding In de anatomie worden de structuren van - Studeersnel (2024)

Begrippen bij anatomie van het menselijk lichaam , Begrippen bij anato...

Vak

Ontwikkeling, Voortplanting en Veroudering - 1 (4011OVV10Y)

239Documenten

Studenten deelden 239 documenten in dit vak

Universiteit

Universiteit van Amsterdam

Studiejaar: 2016/2017

Boeken in lijstCase Files Obstetrics and GynecologyLeerboek KindergeneeskundeMedical Pharmacology and TherapeuticsObstetrie en Gynaecologie

Geüpload door:

Anonieme student

Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.

Universiteit van Amsterdam

Aanbevolen voor jou

  • 22Samenvatting van week 1 t/m 4 van OVV1. Uitgewerkte leerdoelen.Ontwikkeling, Voortplanting en Veroudering - 1Samenvattingen97%(31)
  • 34Voorproefje trainingshandleiding TentamenTrainingen OVV-1Ontwikkeling, Voortplanting en Veroudering - 1Samenvattingen100%(13)
  • 9Samenvatting van week 5 t/m 8 van OVV1. Uitgewerkte leerdoelenOntwikkeling, Voortplanting en Veroudering - 1Samenvattingen100%(10)
  • 7Samenvatting - Samenvatting van de E-learning Embryonale Ontwikkeling Deel 2 (Epicurus) | Ontwikkeling, Voortplanting en Veroudering - 1Ontwikkeling, Voortplanting en Veroudering - 1Samenvattingen95%(21)
  • 4Samenvatting - Menstruatie cyclusOntwikkeling, Voortplanting en Veroudering - 1Samenvattingen100%(9)

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Andere studenten bekeken ook

  • Embryologie 2
  • Samenvatting van week 5 t/m 8 van OVV1. Uitgewerkte leerdoelen
  • Samenvatting van week 1 t/m 4 van OVV1. Uitgewerkte leerdoelen.
  • Samenvatting - werkgroepen 1 - Samenvatting van de e-learning "echografie en afwijkingen" (epicurus) | Ontwikkeling, Voortplanting en Veroudering - 1
  • Samenvatting - Samenvatting van de E-learning Embryonale Ontwikkeling Deel 2 (Epicurus) | Ontwikkeling, Voortplanting en Veroudering - 1
  • Samenvatting - Menstruatie cyclus

Gerelateerde documenten

  • Samenvatting OVV1 week 1
  • SMV e-learning Embryologie 3
  • Samenvatting Normale Ontwikkeling Kind
  • Samenvatting E learning tractus respiratorius en cardiovasculare
  • ZSO 1.7 anticonceptie
  • Voorproefje trainingshandleiding TentamenTrainingen OVV-1

Preview tekst

Bijlage 6: Reader Anatomie

1 Inleiding

In de anatomie worden de structuren van het menselijk lichaam meestal niet met hun Nederlandsenaam aangeduid. Er bestaan internationale afspraken over de naamgeving, aangeduid als deTerminologica Anatomica. In de meeste leerboeken wordt de afgesproken nomenclatuur correctgehanteerd. De officiële namen zijn ontleend aan het Latijn en Grieks. Hoewel kennis van het Latijnhet leren van de namen en het uitspreken ervan vergemakkelijkt is het geen onmisbaar deel van devooropleiding. Het vervoegen van de Latijnse woorden raakt steeds meer in onbruik, behalve als denaamvallen al in de naam zijn verwerkt. Een voorbeeld daarvan is de vena portae (poortader).

Het voordeel van de wereldwijd geaccepteerde Latijnse termen is natuurlijk dat het voor iedere lezerof toehoorder onmiddellijk duidelijk is welke structuur bedoeld wordt. Het leren van de termen in hetNederlands heeft als bezwaar dat de betekenis van veel termen niet verhelderend werkt. Toch wordenin de praktijk veel organen met hun Nederlandse naam aangeduid, bijv. maag, hart, nier. Ook in deEngelstalige literatuur is in toenemende mate sprake van een gemengd woordgebruik. (Zie voor eenhandig hulpmiddel in de vertaling tussen de anatomische termen en Engelse termen:anatomicalterms)

In de geneeskunde wordt in het algemeen gewerkt met de Latijnse termen al dan niet metaanpassingen aan het Nederlands. Ook de namen van veel ziektebeelden worden ontleend aan deLatijnse of Griekse naam voor het orgaan, bijv. hepatitis is een ontsteking aan de hepar = lever. Hetsoms inconsequente taalgebruik kan in het begin van de studie verwarrend werken. In deze reader iser als hulpmiddel bij de bespreking van elk orgaansysteem een appendix van anatomische termentoegevoegd. Kennis van deze anatomische termen behoort tot de studiestof.

2 Definitie vakgebied

Anatomie en Embryologie vormen de wetenschap die de normale en abnormale bouw en -ontwikkeling van het menselijk lichaam in alle levensfasen tot onderwerp van studie heeft. Deze vormen vormontwikkeling worden bestudeerd in samenhang met de functie en de ontwikkeling van defunctie. Ook de regelmechanismen waardoor de vorm tot stand komt, gehandhaafd kan worden enverandert, behoren tot de onderwerpen van dit vakgebied. De leer van de bouw of de vorm wordt ookwel aangeduid met de term morfologie (letterlijk: vormleer), de ontwikkeling van de vorm met de termmorfogenese (letterlijk: vormwording).

Anatomie of Ontleedkunde is de leer van de normale bouw van het menselijk lichaam. De termAnatomie is ontleend aan het Griekse woord voor opensnijden; het ontleden is een onmisbaarhulpmiddel om inzicht te krijgen in de bouw van het menselijk lichaam.Embryologie is de leer van de normale ontwikkeling van het menselijk lichaam vóór de geboorte,waarbij het accent ligt op de fase vanaf de conceptie tot en met de aanleg van de organen(organogenese). De term is ontleend aan het Grieks, waarin het zwellen of rijp worden betekent.

Teratologie is de leer van de aangeboren misvormingen van het menselijk lichaam. Deze afwijkingenkunnen bij de geboorte al dan niet manifest zijn. Aangeboren afwijkingen noemt men ook welcongenitale afwijkingen. Het begrip "aangeboren" mag in dit verband niet verward worden met"erfelijk".

Onderverdeling van de AnatomieAfhankelijk van de wijze waarop de bouw van het menselijk lichaam bestudeerd wordt, maakt menbinnen de anatomie de volgende indeling :

  • systematische anatomie: de leer van de bouw van de afzonderlijke weefsels, organen enorgaanstelsels.

  • topografische anatomie: de leer van de ligging van de verschillende onderdelen (structuren) tenopzichte van elkaar.

  • oppervlakte-anatomie: de leer van de samenhang van de uitwendige lichaamsvorm met de inwendiggelegen lichaamsdelen. Bij de levende mens spreekt men van: Anatomie in Vivo. Een bijzondereplaats wordt hierbij ingenomen door de projectie-anatomie, waarin de projectie van organen op het -lichaamsoppervlak wordt bestudeerd.

  • functionele anatomie: de leer van de samenhang tussen vorm en functie. Hiertoe behoort ook dekinesiologie, de bewegingsleer.

Men kan ook lichaamsbouw kenmerken bestuderen zoals deze voorkomen bij verschillende mensen(sexen, typen, rassen of leeftijdsgroepen); dit wordt gerekend tot het vakgebied van de fysischeantropologie.

3 Afspraken over de beschrijving van plaats en positie van structuren in het lichaam

Om aan te geven waar de verschillende structuren zich in het menselijk lichaam bevinden en hoe deonderlinge topografische verhoudingen zijn, worden enkele uitgangspunten en afspraken gehanteerd.Voor de positie van het gehele lichaam wordt vaak gebruik gemaakt van de "anatomische stand"; depersoon staat rechtop, kijkt naar voren, de armen langs het lichaam met de handpalmen naar voren,de voeten recht en de tenen dus ook naar voren.

Vervolgens wordt gebruik gemaakt van vlakken door het lichaam:

  • mediaan vlak: dit is het vlak van symmetrie, het verdeelt het lichaam in een rechter en een linkerhelft.
  • sagittaal vlak: dit is een vlak evenwijdig aan het mediane vlak, genoemd naar de naad tussen debeide ossa parietalia (wandbeenderen) van de schedel. Het mediane vlak wordt ook wel het mid-sagittale of medio-sagittale vlak genoemd.
  • transversaal vlak: dit staat loodrecht op het mediane vlak, dus loodrecht op de lengte-as van hetlichaam. Dit vlak wordt ook wel het horizontale vlak genoemd.
  • coronaal vlak: dit staat loodrecht op de beide andere vlakken en ontleent zijn naam aan de suturacoronalis, de schedelnaad tussen het os frontale en de beide ossa parietalia. Het wordt ook welfrontaal vlak genoemd, omdat het evenwijdig is aan een vlak door het voorhoofd (os frontale =voorhoofdsbeen).Om de positie van structuren t.o. elkaar aan te geven wordt gebruik gemaakt van de volgendetermen:

betekenis beschrijving/spreektaal bijv.naamw naam

hoger dan craniaal van superiorlager dan caudaal van inferiormeer naar voren dan ventraal van anteriormeer naar achteren dan dorsaal van posteriormeer naar opzij dan lateraal van lateralismeer naar 't midden dan mediaal van medialistussenin gelegen intermediair intermediusoppervlakkig (superficiaal) superficialisdiep (dieper) profundus

Voor de ledematen en orgaanstelsels gebruikt men bovendien:

dichter bij de romp/oorsprong/begin dan proximaal van proximalis

verder van de romp/oorsprong/begin dan distaal van distalis

heeft een opening of ostium. Als een bot betrokken is in een gewricht dan heten de gewrichtsvlakken:facies articularis. De gewrichtsvlakken van de botten zijn bedekt met gewrichtskraakbeen.In dit blok worden alleen de namen van de grote beenderen geleerd zoals hieronder weergegeven. Inde linker kolom zijn de officiële namen volgens de Terminologica Anatomica opgenomen, in demiddelste kolom de Engelse naam en in de rechter de Nederlandse als deze gangbaar is.

SCHEDEL/CRANIUM

Nomina anatomica Engels Nederlandsneurocranium hersenschedel

  • os frontale - frontal bone - voorhoofdsbeen
  • os parietale - parietal bone - wandbeen
  • os occipitale - occipital bone -achterhoofdsbeen
  • os temporale - temporal bone - slaapbeen

viscerocranium aangezichtsschedel

  • os nasale - nasal bone - neusbeen
  • os zygomaticum - zygomatic bone - jukbeen
  • maxilla - bovenkaak
  • mandibula - mandible - onderkaak
  • orbita - orbit - oogkas
  • foramen magnum

WERVELKOLOM/COLUMNA VERTEBRALIS

bouwplan wervel :Nomina anatomica Engels Nederlandscorpus vertebrae vertebral body wervellichaamarcus vertebrae vertebral arch wervelboogprocessus spinosus spinous process doornuitsteekselprocessus transversus transverseprocess dwarsuitsteekselforamen vertebrale vertebral foramenvertebrae cervicales (7) cervical vertebrae halswervelsvertebrae thoracicae (12) thoracic vertebrae borstwervelsvertebrae lumbales (5) lumber vertebrae lendenwervelsvertebrae sacrales (5) sacral vertebrae

= os sacrumheiligbeenvertebrae coccygeae (4)coccygeal vertebrae= os coccygisstaartbeen

BENIGE THORAX

sternum borstbeencosta(e) rib(s) rib(ben)vertebra(e) vertebra(e) wervel(s)

GORDELS en EXTREMITEITEN

Extremitas superior Arm

Cingulum pectorale pectoral girdle schoudergordel

  • scapula - scapula - schouderblad
  • clavicula - clavicle - sleutelbeen

humerus opperarmbeenradius spaakbeenulna ellepijpossa carpi (= carpalia) carpal bones handwortelbeentjesossa metacarpi (= metacarpalia) metacarpalbones middenhandsbeentjesossa digitorum (=phalanges) vingerkootjes

Extremitas inferior been

Cingulum pelvicum pelvic girdle bekkengordel

  • os coxae - hip bone - heupbeenfemur dijbeenpatella knieschijftibia scheenbeen
  • malleolus medialis - medial malleolus - binnenenkelfibula kuitbeen
  • malleolus lateralis - lateralmalleolus - buitenenkelossa tarsi (= tarsalia) tarsal bones voetwortelbeenderenossa metatarsi (= metatarsalia) metatarsal bones middenvoetsbeentjesossa digitorum (= phalanges) phalanges teenkootjes
  1. GewrichtenVerbindingen tussen beenstukken worden aangeduid met de naam: juncturae. Er zijn 3 typen teonderscheiden:

  2. junctura fibrosa: de verbinding bestaat uit bindweefsel.Een voorbeeld hiervan is de membrana interossea tussen de beenderen van de onderarm, resp. hetonderbeen. Ook de schedelnaden, de suturae, rekent men tot dit type.

  3. junctura cartilaginea: deze verbinding bestaat uit kraakbeen. Een voorbeeld hiervan is desymphysis pubis.

  4. junctura synovialis: een gewricht waaraan 2 of meer botstukken deelnemen, waartussen zich eengewrichtsholte bevindt en dat omgeven is door een kapsel. Op de botstukken bevindt zichgewrichtskraakbeen. De binnenzijde van het gewrichtskapsel wordt gevormd door de membranasynovialis, die gewrichtsvloeistof = synovia produceert. Deze membraan is altijd vastgehecht aan deranden van het gewrichtskraakbeen.

In een gewricht kunnen zich ook kraakbeenstructuren bevinden; zij worden discus (volledig schijfje) ofmeniscus genoemd.Een synoviaal gewricht kan bijeengehouden worden door:

  • de atmosferische druk
  • de bekleding met synovia
  • de aanwezigheid van spieren en pezen in de omgeving van het gewricht
  • de zwaartekracht
  • de aanwezigheid van het kapsel en eventueel versterkende banden (=ligamenten)

Alle skeletspieren hebben een naam. De naamgeving berust soms op de plaats waar ze liggen (bijv.musculus brachialis ligt op de arm), soms op het aantal koppen: musculus biceps brachii, soms op defunctie : musculus flexor digitorum. De ligging van de spiervezels in de spierbuik is van belang voor despierfunctie. Als de spiervezels evenwijdig liggen kan bij de spiercontractie een grote verkorting vande gehele spier optreden. Als de spiervezels meer in de vorm van een waaier of als een veergerangschikt zijn, is de verkorting kleiner, maar kan meer kracht ontwikkeld worden. Van belang voorde door de spierwerking mogelijke bewegingen is ook of een spier over één of over meer dan ééngewricht loopt. Spieren kunnen statisch of isometrisch contraheren, d.w. dat de lengte van de spierals geheel gelijk blijft, maar dat de spanning in de spier toeneemt ("maken van spierballen"). Voor hettot stand brengen van bewegingen is een lengteverandering nodig. Meestal is dit een verkorting:concentrische contractie; ook een verlenging = excentrische contractie is mogelijk. Een spier kanechter alleen verkorten en kan slechts verlengen door een externe kracht uitgeoefend door bijv. eenandere spier of de zwaartekracht.De spieren die een beweging mogelijk maken noemt men de agonisten; spieren die daaraan eenextra bijdrage geven noemt men synergisten. Spieren die de tegengestelde beweging mogelijk makennoemt men antagonisten. Voorbeeld: voor het buigen van de arm in de elleboog is de agonist demusculus brachialis. Als een gewicht moet worden opgetild functioneert de m. biceps brachii alssynergist. De m brachii is de antagonist, deze spier zorgt namelijk voor het strekken van dearm in de elleboog.Het totale bewegingspatroon van de mens komt tot stand door een voortdurende interactie tussen hetzenuwstelsel dat het spierstelsel bestuurt en ook de werking van de afzonderlijke spieren enspiergroepen op elkaar afstemt.

BewegingenDe bewegingen worden genoemd naar de standsveranderingen die de verschillende lichaamsdelent.o. elkaar ondergaan. Deze standsveranderingen komen tot stand door de werking van de spierenen de bewegingsmogelijkheden in de gewrichten.Men kan bewegingen uitvoeren in het sagittale vlak om een frontale as:

  • anteversie- retroversie, men spreekt ook van anteflexie- retroflexie (resp. naar voren en naarachteren buigen). Op de extremiteiten spreekt men kortweg van flexie (=buigen) en extensie(=strekken).

Bewegingen in het frontale vlak om een sagittale as noemt men:

  • abductie (afvoeren van de romp af) en adductie (aanvoeren naar de romp toe).

Om de lengte-as van de extremiteiten kan ook draaiing plaats vinden:

  • exorotatie (naar buiten) en endorotatie (naar binnen).

Een gecombineerde beweging waarbij een kegel wordt beschreven noemt met circumductie (bijv.bewegingen van de duim).Vanuit de anatomische stand kan de onderarm naar binnen gedraaid worden, dus zo dat de handrugnaar voren wijst; deze beweging heet pronatie. De omgekeerde beweging heet supinatie.De spieren die deze standveranderingen mogelijk maken worden als groep ook wel aangeduid metdeze functie, bijv. de flexoren van de arm, de adductoren van het been etc.

Het skelet, de gewrichten en de spieren worden vaak als één orgaanstelsel beschouwd en dan hetbewegingsapparaat of apparatus locomotorius genoemd. In dit orgaanstelsel kunnen kenmerken vanhet bouwplan worden teruggevonden: de bilaterale symmetrie, de polariteit en de segmentatie dievooral duidelijk bewaard gebleven is in de wervelkolom

Het bewegingsapparaat wordt gevormd uit het mesoderm; de lokalisatie tussen huid (ectoderm) enendodermale organen (bijv of darmen) is in de bouw van de romp goed herkenbaar.

  1. Zenuwstelsel = systema nervosumHet zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (CZS) en het perifere zenuwstelsel (PZS). HetCZS wordt omgeven door de meninges (de hersenvliezen) en bestaat uit de grote hersenen, de kleinehersenen, de hersenstam, gelegen binnen de schedel, en het ruggenmerg, gelegen binnen dewervelkolom.

Het PZS ligt buiten de meninges en wordt gevormd door zenuwen die informatie van en naar het CZSvervoeren, respectievelijk efferente (motorische) en afferente (sensibele) informatie genoemd. Dezenuwen van het PZS kunnen worden onderscheiden in 12 paar hersenzenuwen (deels gelegenbinnen de schedel) die met Romeinse cijfers worden genummerd van I t/m XII, en in ruggenmergs- ofspinale zenuwen.

Zenuwen zijn opgebouwd uit bundels zenuwvezels. Zenuwvezels zijn uitlopers van zenuwcellen; zeworden vezels genoemd vanwege hun langgerekte karakter. Zenuwcellen worden ook neuronengenoemd. Naast neuronen bevinden zich veel steuncellen in het zenuwstelsel.

In het CZS kan onderscheid gemaakt worden tussen witte en grijze stof. De grijze stof is het deel vanhet centraal zenuwstelsel dat de cellichamen van de zenuwcellen, de dendrieten en de korte axonenbevat. De witte stof is het deel dat de lange, gemyeleniseerde (= isolatielaag om de) axonen bevat. Demyelineschede zorgt voor de witte kleur.

Zowel in het centrale als in het perifere deel van het zenuwstelsel bevinden zich gedeelten diebetrokken zijn bij de (bewuste) activiteit van zintuigen en skeletspieren. Dit noemt men het somatischeof willekeurige deel van het zenuwstelsel.De regeling van de orgaanfuncties, zoals die van het hart en het spijsverteringsstelsel wordt verzorgddoor het autonome, vegetatieve of onwillekeurige deel van het zenuwstelsel.Het autonome zenuwstelsel kan worden onderscheiden in 2 delen met een verschillende functie: hetorthosympathische deel en het parasympathische deel.

CENTRAAL ZENUWSTELSEL

Nomina anatomica Engels Nederlandscerebrum braingrote hersenencerebellumkleine hersenenhersenstambrain stemhersenstam

  • medulla oblongata
  • verlengde merg
  • pons
  • brug
  • mesencephalon
  • middenhersenendiencephalontussenhersenenmedulla spinalis spinal cordruggenmergmeningeshersenvliezenliquor cerebrospinalis cerebrospinalfluid hersenvochtventrikelsysteem

PERIFEER ZENUWSTELSEL

somatisch

nervi craniales (12) cranial nerveshersenzenuwennervi spinales spinal nervesruggenmergzenuwen

  • nervi cervicales (8)

  • pleura parietalis - parietal pleura

  • borstvlies

  • mediastinum

  • cavitas pericardialis - pericardialcavity - pericardholte

  • pericardium

  • hartzakje

HART EN CIRCULATIE / SYSTEMA CARDIOVASCULARE

Cor / Hart

Uitwendigbasis cordis base of the heart hartbasisapex cordis hartpuntventriculus dexter right ventricle rechter kamerventriculus sinister left ventricle linker kameratrium dextrum right atrium rechterboezem

  • auricula dextra - right auricle - rechterhartooratrium sinistrum left atrium linker boezem
  • auricula sinistra - left auricle - linker hartoorsulcus coronarius coronary groovesulcus interventricularis anteriorsulcus interventricularis posterior

InwendigBouw wand: endocard, myocard, epicard

atrium dextrum : rechterboezem

  • mm
  • inmonding van vena cava superior
  • inmonding van vena cava inferior
  • inmonding van sinus coronariusseptum interatrialeatriumseptum
  • fossa ovalis

atrium sinistrum left atriumlinker boezem

  • venae pulmonales - pulmonary veins -longvenen

Nomina anatomica EngelsNederlandsventriculus dexter right ventricle rechter kamer

  • gladwandig deel:infundibulum = conus arteriosus
  • ruwwandig deel:trabeculae carneae
  • mm met - papillary muscles - papillair spieren
  • chordae tendineae

septum interventriculareventrikelseptum

  • pars membranacea
  • pars muscularis

ventriculus sinister left ventricle linker kamer

  • trabeculae carneae
  • mm met
  • chordae tendineae

valvae valves kleppen

  • valva atrioventricularis dextra(= valva tricuspidalis)tricuspidaal klep
  • valva atrioventricularis sinistra mitraalklep(= valva bicuspidalis = valva mitralis) bicuspidaalklep
  • valva truncus pulmonalis pulmonaal klep
  • valva aortae aorta klep

Circulatie

Arterieel Systeem1 van de aorta (grote circulatie)aorta aorta aorta:

  • pars ascendens - ascending par -stijgend eel
  • arcus aortae - arch of aorta - aortaboog
  • pars descendens - descending part -dalend eel

takken van de aorta:pars ascendens :

  • arteria coronaria dextra en sinistra -kransslagaderenarcus aortae:
  • truncus brachiocephalicus
    • a. carotis communis dextra.
    • a. subclavia dextra
  • a. carotis communis sinistra
  • arteria subclavia sinistrapars descendens in de thorax
  • aa posteriorespars descendens (abdomen)
  • ongepaarde takken naar hetmaagdarmkanaal
  • truncus coeliacus
    • a. mesenterica superior
    • a. mesenterica inferior
  • gepaarde takken naar spieren enandere organen
    • arteria renalis
  • nierslagader
    • a. lumbalesbifurcatio aortae in:
  • arteria iliaca communis dextra
  • arteria iliaca communis sinistra
  1. truncus pulmonalis (kleine circulatie)truncus pulmonalis pulmonary trunk
  • arteria pulmonalis dextra

  • longslagaders

  • omentum majus - greateromentum

  • omentum minus - lesser omentum

A. Weg van het voedsel

cavitas oris oral cavitymondholtepalatum palategehemelte

  • palatum durum - hard palate
  • harde gehemelte
  • palatum molle - soft palate
  • zachte gehemelte
  • uvula
  • huigPharynx
  • pars oralis
  • pars laryngeakeeloesophagusslokdarm
  • pars cervicalis
  • pars thoracalis
  • pars abdominalis

ventriculus/gaster stomach maag

  • curvatura major - greater urvature - grotecurvatuur
  • curvatura minor - lesser curvature - kleinecurvatuur
  • cardia
  • fundus
  • corpus - body
  • pars pylorica
    • antrum pyloricum
    • canalis pyloricus

intestinum tenue small intestine dunne darm

  • duodenum - twaalfvingerige darm
  • jejunum - nuchtere darm
  • ileum - karteldarm

intestinum crassum large intestine dikke darm

  • caecum - blinde darm
  • appendix vermiformis - wormvormigaanhangsel
  • colon ascendens
  • flexura coli dextra
  • colon transversum
  • flexura coli sinistra
  • colon descendens
  • colon sigmoideumrectum - endeldarm
  • canalis analis
  • anus

B. Overige Organen

hepar liverlever

  • lobi
  • kwabben
  • porta hepatis
  • ductus hepaticus

vesica biliaris gall bladdergalblaas

  • ductus cysticus - cystic duct
  • ductus choledochus - bile duct
  • galgang

pancreasalvleesklier

  • ductus pancreaticus
  1. Tractus Respiratorius = Apparatus RespiratoriusHiertoe rekent men de organen die betrokken zijn bij de ademhaling en bij het spreken. Zowel deluchtwegen, vanaf de neus en evt. de mondholte, het strottehoofd = larynx, de luchtpijp = trachea ende bronchiën als de longen behoren tot dit stelsel.Het longweefsel ontstaat als ventrale uitstulping van de embryonale darm; in het volwassen individubevinden trachea en longen zich ook ventraal van de slokdarm.Hoewel de longen niet geheel bilateraal symmetrisch zijn, is dit kenmerk van het bouwplan in essentieaanwezig.

A. Luchtwegen

Nomina anatomica EngelsNederlandsnasusneus

  • cavitas nasi - nasal cavity
  • neusholte
  • septum nasi
  • neustussenschot
  • conchae nasales
  • neusschelpenchoanenpharynxkeel
  • pars nasalis
  • pars oralis
  • pars laryngealarynxstrottenhoofdtrachealuchtpijp
  • bifurcatio tracheae in
  • bronchus principalis dexter main bronchihoofdbronchus
  • bronchus principalis sinister
  • bronchi
  • bronchiole
  • alveoli

B. Pulmones / Longen

De tractus urinarius en de tractus genitalis worden veelal samen de tractus urogenitalis genoemd. Deovaria en de testes ontstaan uit mesoderm en worden oorspronkelijk ter hoogte van de nierenaangelegd. Voor deze organen geldt het kenmerk van de bilaterale symmetrie.

A. VrouwNomina anatomica EngelsNederlandsovarium eierstoktuba uterina (salpinx) eileideruterus baarmoeder

  • fundus
  • corpus - lichaam
  • isthmus
  • cervix - halsvagina schedevulva uitwendige geslachtsorganen
  • labia majora - groteschaamlippen
  • labia minora - kleineschaamlippen
  • clitoris

B. Mantestis zaadbalepididymisbijbalductus deferensvesicula seminaliszaadblaasjeprostaatprostaaturethraplasbuispenisscrotumbalzak

  1. Endocrien systeem = Systema HormonalisIn het lichaam bevinden zich klieren die producten direct naar het bloed afscheiden. De klieren noemtmen endocrien omdat ze niet over een eigen afvoergang beschikken; hun producten zijn hormonendie via het bloed vervoerd worden naar het orgaan waarop zij hun invloed uitoefenen. Tot dit stelselrekent men o. de schildklier, de hypofyse, de eilandjes van Langerhans in het pancreas, de bijnierenen de geslachtsklieren.Bij sommige endocriene klieren kan men bilaterale symmetrie waarnemen, bij andere niet.
Anatomie begrippen - Bijlage 6: Reader Anatomie 1 Inleiding In de anatomie worden de structuren van - Studeersnel (2024)
Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Clemencia Bogisich Ret

Last Updated:

Views: 5569

Rating: 5 / 5 (60 voted)

Reviews: 91% of readers found this page helpful

Author information

Name: Clemencia Bogisich Ret

Birthday: 2001-07-17

Address: Suite 794 53887 Geri Spring, West Cristentown, KY 54855

Phone: +5934435460663

Job: Central Hospitality Director

Hobby: Yoga, Electronics, Rafting, Lockpicking, Inline skating, Puzzles, scrapbook

Introduction: My name is Clemencia Bogisich Ret, I am a super, outstanding, graceful, friendly, vast, comfortable, agreeable person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.