Leerdoelen anatomie - CO1. Wervelkolom osteologie Kan het algemene bouwplan van een wervel - Studeersnel (2024)

Volledige uitwerking van de leerdoelen van de colleges van blok C.

Universiteit

Hogeschool Utrecht

Studiejaar: 2016/2017

Geüpload door:

Hogeschool Utrecht

0volgers

15Uploads51upvotes

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Andere studenten bekeken ook

  • HC 1 inleiding pathologie en ziekteoorzaken
  • Sociologische theorieën criminologie
  • Samenvatting cognitieve gedragstherapie
  • OOGH HC 1 conjunctiva Sander
  • 1B_Anatomie en anatomie in vivo: Overzicht spieren
  • Samenvatting technieken Molbio

Gerelateerde documenten

  • Proef/oefen tentamen 1 April 2017, vragen
  • Samenvatting bedrijfskunde integraal alles
  • Trainingsleer Praktijktoets, Vragen en Antwoorden
  • Werkstuk "The fresh connection is a project which needs to be sufficient in order to get a final grade for bpm. " - cijfer Voldo
  • Samenvatting Het ontwerp van de stadsplattegrond J. Helling
  • Samenvatting metabole ziekten Omics

Gerelateerde Studylists

yvonnediagnostiek 7a

Preview tekst

CO1. Wervelkolom osteologie Kan het algemene bouwplan van een wervel (vertebra) en van de wervelkolom, inclusief de fysiologische curvaturen (kromming) van de wervelkolom beschrijven De wervelkolom, de columna vertebralis, is een elastische staaf die is opgebouwd uit 33 benige wervels (vertrebrae) en 27 kraakbenige tussenwervelschijven (disci intervertebrales). In de hals vindt men 7 halswervels (vertebrae cerviales), in de borst 12 borstwervels (vertebrae thoracicae), en caudaal hiervan 5 lendenwervels (vertebrae lumbales), het heiligbeen 5 wervels (os sacrum) en het staartbeen (os coccygis). Het os sacrum als het os coccygis bestaat uit wervels die met elkaar vergroeid zijn: het os sacrum is opgebouwd uit 5 heiligbeenwervels (vertebrae sacrales) en het os coccygis uit meestal 4 staartwervels (vertebrae coccygeales). In het os sacrum zijn ook de onderste vier tussenwervelschijven opgenomen. 33 wervels 7 cerviale wervels 12 thoracale wervels 5 lumbale wervels 5 sacrale wervels (os sacrum) 4 coccygeale wervels (os coccygis) Lordose kromming met bolle zijde richting ventraal Kyfose kromming met bolle zijde richting dorsaal Cerviale wervelkolom lordose Thoracale wervelkolom kyfose Lumbale wervelkolom lordose Sacrale wervelkolom kyfose Aantal wervels Processus transversus Processus spinosus Foramen vertebrale Corpus Discus intervertebralis Cerviaal 7 C1 groot, de rest van CWK klein Horizontaal naar achteren Klein Klein Dun De verschillende Corpus van craniaal naar caudaal in grootte toenemend omdat er Thoracaal 12 Groot Lumbaal 5 Klein Dakpansgewijs richting caudaal Middel Middel Middel Horizontaal naar achteren Groot Groot Dik steeds meer gewicht op komt. Naarmate je lager komt, komt er steeds meer gewicht op de wervelkolom te staan. Foramen vertebrale van craniaal naar caudaal in grootte afnemen. Omder er meer zenuwen bovenin door het foramen vertebrale heen moeten. Hoe groter het gat, hoe meer bewegingsuitslag er mogelijk is, om te voorkomen dat het ruggenmerg wordt in geklemd. Processus transversus deze zijn aanwezig voor de aanhechting van spieren en ribben (TWK). Bij TWK zijn deze groot omdat er ribben op aanhechten. Processus spinosus deze zijn aanwezig voor de aanhechting van spieren. Het zijn middelen om je wervelkolom een bepaalde richting te geven. Kan een lendenwervel (vertebra lumbalis) onderscheiden van de overige wervels (cervicaal en thoracaal) op basis van morfologische kenmerken Kent de functionele betekenis van de typische morfologische (bouw en vorm) kenmerken van een lumbale, thoracale of cervicale wervel Lumbale wervel Thoracale wervel Cervicale wervel Kent de bouw van de intervertebrale facetgewrichten, in het bijzonder die tussen de lumbale wervels, de kenmerken waarin deze gewrichten zich onderscheiden van hun cervicale en thoracale tegenhangers en de functionele betekenis van deze kenmerken ten aanzien van bewegingsmogelijkheden in deze gewrichten. Kent de functionele anatomie van het sacrum en diens verbinding met het os coxae (SI gewricht) en de bewegingsmogelijkheden in dit gewricht Het ook wel gewrichten, is een gewricht van het sacrum en het os iliaca. De bewegingen in het zijn erg klein. Mannen hebben gemiddeld een mindere mobiliteit dan vrouwen in het Vrouwen ooit bevallen zijn, hebben meer mobiliteit in hun bekkengewrichten. En het bekken van oudere mensen is stijver dan jongere. De grootste bewgingsuitslag wordt gemkaat als het sacrum naar voor en achter roteert om een horizontale as die net achter de is gelegen. De vooroverkanteling van het sacrum wordt nutatie genoemd, achteroverkanteling contranutatie. Zowel bij nutatie als bij contranutatie zijn alle ligamenten rond de betrokken. Het lig. longum is vooral gespannen bij contranutatie. De sacrospinale en sacrotuberale ligamenten zijn vooral gespannen bij nutatie. bekkeninstabiliteitph Mm. erector spinae (musculus erector trunci) is een verzamelnaam voor een aantale lange en korte vezelssystemen in de rug, dorsaal van de wervelkolom. De m. erector spinae is in te delen in een mediale streng (tractus medialis) en een laterale streng (tractus lateralis). De anatomische scheiding tussen deze spieren is soms moeilijk aan te geven. De spiervezels van de m. erector spinae zijn ook in te delen naar hun verloop (functionele indeling). Een topografische indeling zou kunnen zijn: oppervlakkige laag, middenlaag, en diepe laag. Bij rugmusculatuur wordt benoemd van caudaal naar craniaal Het interspinaal systeem loopt van processus spinosus naar een bovenliggende processus spinosus en zorgt voor een (qua bewegingsuitslag) beperkte extensie Het intertransversaal systeem loopt van processus transversus naar bovenliggende processus transversus en zorgt bij een enkelzijdige voor een lateroflexie van de wervelkolom Het spinotransversaal systeem loopt van processus spinosus naar bovenliggende processus spinosi en zorgt voor het handhaven van de stand van de wervelkolom. Bij enkelzijdige contractie vindt een hetrolaterale rotatie van de wervelkolom plaats. Een algemeen functie tussen de laterale en mediale streng is, dat het mediale systeem voornamelijk van belang is voor de houding en stabilisatie van de romp. Terwijl het laterale systeem zorgt voor grotere bewegingsuitslagen Spieren hebben verschillende lengte van vezels, korte vezels (tussen 2 monosegmentaal), middellange vezels (tussen wervels: plurisegmentaal) of lange vezels (tussen meer dan 4 wervels: polysegmentaal) Kent de functionele betekenis van de globale topografie (van diep naar oppervlakkig) van bovengenoemde systemen Kent de functionele anatomie van de buikspieren De buikspieren liggen tussen de ribben, de wervelkolom en het bekken. Zij vormen aldus de voorwand, de zijwanden en gedeeltelijk de achterwand van de buik. Oppervlakkig worden de spieren bekleed door de huid en het onderhuidse bindweefsel, dat van de spieren gescheiden wordt door de fascia abdominis superficialis. Rechte buikspieren o M. rectus abdominis o M. pyramidalis o M. quadratus lumborum Schuine buikspieren o M. obliquus abdominis externus o M. obliquus abdominis internus Dwarse buikspieren o M. transversus abdominis De rechte buikspieren (mm. recti abdminalis) vormen twee spierbanden aan de voorkant van de buik, ter weerszijden van de mediaanlijn. De mm. transversi abdominis (dwarse buikspieren) vormen de diepe laag van de buikwandspieren. De m. obliquus internus abdominis (schuine buikspieren) vormt de middelste laag van de buikwand. De m. obliquus externus abdominis (schuine buikspieren) vormt de oppervlakkigste spierlaag in de buikwand. M. obliquus internus M. obliquus externus M. rectus abdominalis De vezels van de buikwandspieren, verlengd door hun peesplaat, vormen een geweven structuur, een soort gordol rondom de buik. De vezels van de m. obliquus externus abdominis liggen aan de ene zijde in het verlengde van de vezels van de m. obliquus internus abdominis aan de andere zijde en omgekeerd, zodat de schuine spieren een gewezen geheel vormen dat niet rechthoekig maar ruitvormig is. Dit maakt het mogelijk dat het weefsel zich aan de vorm van de taille aanpast. Bij rotatie van de romp zijn de schuine buikspieren de belangrijkste spieren. Bij rotatie van de romp naar links spelen zowel de m. obliquus externus abdominis (OEA) rechts als de m. obliquus internus abdominis (OIA) links een rol. Van deze twee spieren liggen hun spiervezels en peesplaten in elkaar verlengde. Ze zijn dus synergisten voor deze rotatiebeweging. De buikwandspieren zijn krachtige flexoren van de romp. Omdat ze ventraal van de as van de wervelkolom liggen, buigen ze de wervelkolom in zijn geheel naar voren in de lumbosacrale verbinding en in de thoracolumbale verbinding. De m. rectus abdominis is een zeer krahctige flexor van de wervelkolom. Hij wordt geholpen door m. obliquus externus abdominis (OEA) en de m. obliquus internus abdominis (OIA). De rectus abdominis trekt in de rechte richting en de mm. obliqui abdominis trekt in schuine richting. Kan de rol van de buikspieren benoemen bij de rechtop gaande positie van de wervelkolom en bij het tillen Naast hun werking op de ademhaling, zijn de buikspieren door hun aanhechting aan de ribben en het bekken ook in staat bewegingen van de wervelkolom tot stand te brengen. Zij kunnen deze vooroverbuigen, zijwaarstbuigen en draaien naar links en naa rechts. Bij het ontspannen rechtop staan vertonen de buikspieren geen activiteit, met uitzondering van de onderste vezels. De disci intervertebrales bestaan uit een tussen de wervellichamen en de wervelanulus fibrosus en een nucleus pulposus. bogen. De waterhuishouding van de tussenwerDe anulus fibrosus, die de buitenste rand van de discus vormt, bestaat uit lamellen velschijven is een dynamisch proces. Door van collagene vezels die onder en boven langdurige druk neemt het watergehalte in de kraakbenige sluitplaten en in de van de schijven af, zodat bijvoorbeeld de nige randlijsten van de wervellichamen lichaamslengte in deloop van een dagmet bevestigd zijn. De vezels in de lamellen cm kan afnemen. Bij oudere mensen lopen spiraalvormig en maken een hoek bevatten de tussenwervelschijven minder van met de en bovenzijden water en is er minder schommeling in de van de discus. In de opeenvolgende lichaamslengte. Volwassen tussenwervelschijven bevatlen hebben zij een tegengestelde richting. ten geen bloedvaten en slechts enkele zeTussen de collagene vezels van de binnenCO3. Wervelkolom syndesmologie ste lamellen bevinden zich nog wat nuwen. Indeprenataleperiodevandeontwikkeling groeien bloedvaten van buiten In lum tussenwervelschijIs in staat de ligging en debeencellen. functie van de bale verschillende bindweefselsystemen rond de wervelkolom te beschrijven ven vonden Johnson e. dat ongeveer af indeanuli fibrosi. Dezebloedvaten gaan van de vezelige component van de anulus na het tweede levensjaar in regressie en Kan de bouw van de gehele discus fibrosus uitintervertebralis elastische vezels beschrijven bestaat. vanaf het vierde levensjaar vindt de voeDe disci intervertebrales bestaan uit een annulus fibrosus, die delabuitenste rand de ding van devan tussenwervelschijven uitsluize vezels lopen in de opeenvolgende discus vormt, bestaat uit lamellen van collagene vezels die onder en boven in de mellen circulair, spiraalvormig of tend plaats door diffusie vanuit dewervelkraakbenige sluitplaten en in de benige randlijsten van de wervellichamen bevestigd zijn. De dinaal. Na het dertigste jaar neemt hun vezels in de lamellen lopen spiraalvormig en maken een hoek van met de en geleidelijk af. lamellen hebben zij een bovenzijden van de discus. aantal In de opeenvolgende Dede nucle uspulposusbestaat uitde een lamellen tegengestelde richting. Tussen collagene vezels van binnenste achtige massa met een hoog gehalte aan bevinden zich nog wat kraakbeencellen. In lumbale tussenwervelschijven glycosam inoglycanen. Er liggencomponent wat van vonden Johnson e. dat ongeveer van de vezelige gene vezels kraakbeencellen in. De in de de anulus fibrosus uit elastische vezelsen bestaat. Deze vezels lopen opeenvolgende lamellen circulair, spiraalvormig of longitudinaal. cleus heeft de vorm van een lens en ligtNa het dertigste jaar neemt hun aantal af (vorm en bewegen) met geleidelijk zijn centrum achter het midden van de tussenwervelschijf, maar verDe verbinding tussen twee aangrenzende corpora vertebrae is een schuift bij vooroverof achteroverbuigen symfyse. Die wordt gevormd door de twee sluitplaten van de aangrenzende wervels, die bij elkaar worden gehouden door de discus intervertebralis. De dicus bestaat uit twee delen. 1. Het centrale deel is de nucleus pulposus, een gelatineuze substantie. De doorzichtige gelei bestaat voor uit water en is zeer hydrofiel. Histologisch bestaat de nuclei pulposus uit collagene vezels, kraakbeenachtige cellen, bindweefselcellen en hier en daar wat opeenhopingen van kraakbeen cellen. Er bevinden zich geen bloedvaten of zenuwen in de nucleus pulposus. 2. Het perifere deel van de discus intervertebralis is de anulus fibrosus, een vezelige ring die uit een aantal concentrische lamellen is opgebouwd. in iedere lamel lopen de vezels schuin, maar de richting is in de opeenvolgende lamellen steeds tegengesteld. a. De vezels aan de periferie lopen verticaal en naar het centrum toe gaan ze steeds schuiner lopen. b. De vezels die contact hebben met de nucleus pulposus , lopen bijna 1. M. transversospinalis 2. M. longissimus 3. M. iliocostalis 4. Mm. interspinalis 5. M. serratus posterior inferior 6. M. latissimus dorsi 7. Fasicia thoracolumbalis 8. M. quadratus lumborum 9. M. Psoas 10. M. transversus abdomninis 11. M. Obliquus internus abdominis 12. M. Obliquus externus abdominis 13. Mm. recti abdominis 14. Oppervlakkige peesplaat van rectus abdominalis 15. Diepe peesplaat van m. rectus abdominalis 16. Liniea alba 17. Fascia transversalis 18. Buikholte 19. Retroperitoneale organen (nieren) 20. Wervelkolom Disci intervertebrales horizontaal en beschrijven een lange, schroefvormige baan van de ene sluitplaat naar de andere Is in staat om de regionale verschillen in bouw van de discus intervertebralis verklaren en de functionele consequenties hiervan benoemen Kan de belasting en belastbaarheid van de discus intervertebralis bij verschillende bewegingsmogelijkheden van de wervelkolom beschrijven Op de dicus intervertebralis staan aanzienlijke krachten, die groter worden in de rihcting van het os sacrum. Kan de voorkeursrichting voor het uitstulpen van de discus intervertebralis verklaren Kent de term van het bekken en weet door welke componenten deze wordt bewerkstelligt. HCO. 4 Innervatie en vascularisatie van de onderste extremiteit Perifere zenuwen kunnen vier verschilende soorten vezels bevatten: Somatomorische (efferente, van het ZS af) vezels voor de dwarsgestreepte musculatuur Somatosensibele (afferente, naar het ZS toe) vezels voor de sensibiliteit van de huid Visceromotorische vezels (efferent) voor de gladde musculatuur Viscerosensibele vezels (afferent) voor de inwendige organen De en achterhoorn komen samen in de spinale zenuw (spina ganglion), die alle vezelsoorten bevat. Deze korte zenuw splitst zich in een aantal takken: Ramus dorsalis innerveert motorische de diepe, rugmusculatuur en sensibel de huid aan beide zijden van de wervelkolom. Ramus ventralis innerveert motorische de musculatuur van de en zijwand van de romp en de musculatuur van de extremiteiten. Ter hoogte van de extremiteiten vormen de rami ventrales van de spinale zenuwen velechtwerken (plexus), waarin vezels van verschillende spinale zenuwen in elkaar overlopen. De zenuwen die dan naar de periferie lopen, bestaan uit vezels die afkomstig zijn uit verschillende spinale zenuwen ruggenmergszenuwen, de mens heeft er 31). De ruggenmergzenuwen staan met elkaar in verbinding via een plexus (zenuwnetwerk) in de hals (plexus cervicalis), schouder (plexus brachialis) en bekken (plexus lumbosacralis). Perifere zenuwen zijn De en achterhoorn komen samen in de spinale Somatisch: zenuw (spina somatoganglion). efferente Dezevezels korte zenuw splitst zich in een rami ventrales en rami dorsalis. afferente vezels Visceraal: efferente vezels afferente vezels De rami ventralis nervi spinalis L4 S3 vormen de plexus sacralis. n. ischiadicus n. tibialis n. fibularis communis n. gluteus superior loopt over de bovenrand van de m. piriformis dorsaalwaarts naar de mm. gluteus medius en gluteus minimus, die hij motorisch innerveert. Tussen beide spieren loopt hij verder naar de m. tensor fasciae latae. Bij verlamming van deze zenuw is de abductie van het been verstoord. Bij het staan op het betreffende en het heffen van het gezonde been zakt de andere zijd van het bekken af (symptoom van trendelenburg) n. gluteus inferior verlaat het bekken en innerveert met meerdere takken de m. gluteus maximus. Bij verlamming van de zenuw is het strekken (retroflexie) van het heupgewricht (bijv. bij opstaan of trappen klimmen) beperkt. n. cutaneous femoris posterior innerveert sensibel de onderrand van het zitvlak en de dorsale zijde van het bovenbeen vanaf het onderste deel van het zitvlak tot in de knieholte en de proximale zijde van het onderbeen. n. cutaneus surae lateralis nn. plantares medialis en lateralis n. suralis nn. clunium inferiores nn. clunium medii en superiores De student kent de volgende grote en venen van het been en kan de topografische ligging van deze structuren en de neurovasculaire bundels van het been beschrijven: a. en v. femoralis a. en v. politea a. en v. tibialis posterior en anterior a. fibularis aa. en vv. plantares mediales en lateralis v. saphena magna v. saphena parva De student kent de volgende topografische begrippen en kan de begrippen toelichten: Foramen ischiadicum majus en minus inhoud Foramen en infrapiriforme inhoud Lacuna musculorum en vasorum inhoud Foramen obturatorium inhoud Trigonum femorale inhoud Hiatus saphenus inhoud Canalis en hiatus adductorius inhoud Fossa poplitea inhoud Tarsale tunnel inhoud De student kan in het kader van uitval van een perifere zenuw een beschrijving (oorzaak en gevolg) geven van onderstaande begrippen Hanentred of klapvoet Pes calcaneus en pes equinus Tarsale tunnelsyndroom Positieve trendelenburg Vorm en beweging (de romp) De wervelkolom, de columna vertebralis, is een elastische staaf die is opgebouwd uit 33 benige wervels (vertrebrae) en 27 kraakbenige tussenwervelschijven (disci intervertebrales). In de hals vindt men 7 halswervels (vertebrae cerviales), in de borst 12 borstwervels (vertebrae thoracicae), en caudaal hiervan 5 lendenwervels (vertebrae lumbales), het heiligbeen (os sacrum) en het staartbeen (os coccygis). Het os sacrum als het os coccygis bestaat uit wervels die met elkaar vergroeid zijn: het os sacrum is opgebouwd uit 5 heiligbeenwervels (vertebrae sacrales) en het os coccygis uit meestal 4 staartwervels (vertebrae coccygeales). In het os sacrum zijn ook de onderste vier tussenwervelschijven opgenomen. 33 wervels 7 cerviale wervels 12 thoracale wervels 5 lumbale wervels 5 sacrale wervels (os sacrum) 4 coccygeale wervels (os coccygis) Een wervel bestaat uit een ventraal gelgen wervellichaam, het corpus vertebrae, en een dorsaal gelegen wervelboog, de arcus vertebrae. Samen omgeven zij het wervelgat (het foramen vertebrale). Met elkaar vormen foramina vertebralia van de hals, en lendenwervels het wervelkanaal (canalis vertebralis) waarin zich het ruggenmerg bevindt. De wervelboog bezit vrij grote rechter en dwarsuitsteeksels (de processus transversi) en een doornuitsteeksel (processus spinosus). Boven en onder de wervelboog bevinden aan beide zijden gewrichtsuitsteeksel: aan de bovenzijde zijn de gepaarde processus articulares superiores en aan de onderzijde de evenseens gepaarde processus articulares inferiores. Deze bezitten gewrichtsvlakken, ook wel gewrichtsfacetten geoemd. Onmiddellijk ventraal van de processus articulares bevinden zich groeven aan de en onderzijde van de wervelboog: de ondiepe incisura vertebralis superior aan de bovenzijde en de veel diepere incisura linker ongepaard dit Ledenwerverlkolom kan men goednaar voor en naar achteren buigen en in mindere mate naar opzij. Naar rechts of links draaien is door de gekromde vorm van de gewrichtsvlakken van de facetgewrichten bijna niet mogelijk. Ook de kapsels van de facetgewrichten laten deze beweging nauwelijks toe. Scoliose is een veel voorkomende afwijking van de wervelkolom, waarbij er een zijdelingse kromming is van de wervelkolom. In een aantal gevallen is de oorzaak bekend (neurogeen, congenitaal, musculogeen), maar in de meerderheid van de gevallen is de oorzaak onbekend en ontstaat de scoliose in een voordien normaal gevormde wervelkolom. Spondylolysis is een defect in de wervelboog ter plaatsen van de pars interarticularis, die gelegen is tussen de verbindingen van de bovenste en onderste gewrichtsuitsteeksels met de wervelboog. Het defect kan een genetisch component hebben of als gevolg van een (vermoeidheids)breuk door een trauma of door recidiverende microtraumata. Kapandij, bewegingsleer (romp en wervelkolom) De corpora zijn met elkaar verbonden door de disci intervertebrales en de processus articulares zijn met elkaar verbonden door synoviale gewrichten. Functionele component van de aan de voorkant (het corpus) bevindt zich de voorste pilaar, die een belangrijke steunfunctie heeft. Aan de achterkant bevinden zich twee kleinere pilaren, gevormd door de processus articulares en ondersteund door de arcus vertebrae. De voorste pilaar heeft een statische functies en de achterste een dynamische functie. Extensie en flexie saggitale vlak Lateroflexie frontaal vlak, buigen naar de zijkant Rotatie Bekkengordel De bekkengordel als geheel brengt krachten over van de wervelkolom op de onderste extremiteiten en omgekeerd. Als een gewricht als een boek wordt opengeslagen en de twee beenstukken om een verticale as draaien, ontstaat er een goede indruk van overeenkomst tussen de twee gewrichtsvlakken: de facies auricularis van het os ilium en de facies auricularis van het os sacrum. Bewegingenuitslagen van het is per individu verschillend Voorwaartse kanteling Achterwaartse kanteling Het corpus vertebrae van de thoracale wervels is relatief hoger dan het corpus van de lumbale werveles. De bovenste twee halswervels (cerviaal) zijn afwijkende van de andere 5 cerviale halswervels. De eerste halswervel heet, atlas, en de tweede halswervel, de axis. De atlas bestaat uit een ring waarvan de dwarse doorsnede groter is dan de Op deze ring bevinden zich twee eivormige massae laterales met een grootste doorsnede schuin naar ventraal en mediaal. De axis bezit een corpus vertebea. 3 De spieren aan de laterale kant van de romp De spieren aan de laterale kant van de romp bestaan uit de m. quadratus lumborum en de m. psoas. De m. quadratus lumborum vormt een vierkante spierlaag, uitgespannen tussen de twaalfde rib, de crista iliaca en de wervelkolom. De laag heeft lateraal een vrije rand. De m. psoas ligt ventraal van de m. quadratus lumborum. De fusiforme spierbuik bestaat uit twee spierkoppen: de achterste kop ontspringt aan de processus transversi van de lumbale wervels en de voorste kop zit vast op de corpora van de twaalfde thoracale wervel en de lumbale wervels. Als geheel geven de twee spieren van de laterale groep homolaterale lateroflexie van de romp. Terwijl de m. quadratus lumborum geen invloed heeft op de lumbale lordose, zal de m. psoas de lordose versterken en daarbij een heterolaterale rotatie van de romp bewerkstelligen.

Leerdoelen anatomie - CO1. Wervelkolom osteologie Kan het algemene bouwplan van een wervel - Studeersnel (2024)
Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Fr. Dewey Fisher

Last Updated:

Views: 5573

Rating: 4.1 / 5 (62 voted)

Reviews: 93% of readers found this page helpful

Author information

Name: Fr. Dewey Fisher

Birthday: 1993-03-26

Address: 917 Hyun Views, Rogahnmouth, KY 91013-8827

Phone: +5938540192553

Job: Administration Developer

Hobby: Embroidery, Horseback riding, Juggling, Urban exploration, Skiing, Cycling, Handball

Introduction: My name is Fr. Dewey Fisher, I am a powerful, open, faithful, combative, spotless, faithful, fair person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.